HOME-PAGE

ZWEMBAD

THUIS

STRAND

VERDRINKING

AUTO TE WATER

LINKS

MEDIA BERICHTEN

 

En toen was het te laat

 

Hij werd niet ouder dan vier


 

Op vakantie had Max (4) geen dag zonder zwembandjes gelopen. Hij

wist ook goed waarom hij ze droeg. Dus die ochtend in het zwembad

 riep hij zelf al: " Papa, vergeet je de bandjes niet?"Dat was het

 laatste wat hij zei. Het gebeurde in een seconde.

 

Linda (41) "Op mijn 31e kreeg ik Max, mijn eerste kind. Een cadeautje op mijn eigen verjaardag. Allebei Leeuw, met die typische karakteristieke eigenschappen. Over het algemeen klikte het erg goed tussen ons. Het was zo'n vrolijk mannetje en we hielden allebei van gezelligheid en mensen om ons heen. Of hij nu vriendjes op bezoek had of het huis vol 'vreemde' bouwvakkers zat, omdat we een tijdlang hebben verbouwd. Max vertelde altijd honderduit. Als het botste tussen hem en mij, dan kwam dat door onze behoorlijke eigen wil. Als ik iets in mijn hoofd heb gehaald, dan geef ik dat niet gauw op. Zo was het ook voor Max. En was het eventjes strijden voor de winst....

We zijn ruim drie jaar met zijn drieën geweest, Max, Gerrit en ik. We vormden een hecht gezin, waarin een enig kind onherroepelijk een middelpunt vormt. Niet op een overdreven manier, maar heel gewoon, omdat het een ander ritme en andere behoeften heeft dan twee volwassenen. Gerrit en ik stonden allebei voor hem klaar. De ene keer bracht hij Max naar bed en las hij verhaaltjes voor, de andere keer deed ik dat. Zo ging het met alles. Alleen omdat Gerrit het laatste jaar veel in Italië was voor zijn werk, waren Max en ik in die periode vooral op elkaar aangewezen. Hij ging toen voor het eerste naar school - altijd even spannend voor kind én moeder. En Max ging veel mee op ziekenbezoek bij mijn ouders en schoonmoeder; mijn vader en Gerrits moeder overleden in dat jaar

Ik denk dat ik een makkelijke moeder was. Ook ik hamerde natuurlijk op basisdingen als luisteren, niet te veel snoepen en netjes dankjewel zeggen. Met makkelijk bedoel ik vooral dat ik niet overbezorgd was. Ik keek niet om de vijf seconden door het raam, als Max met vriendjes buiten speelde. Ik was ook geen moeder van strikte regelmaat. Lunchen deden we bijvoorbeeld echt alleen als we trek hadden en wanneer er tijd en gelegenheid voor was, niet ómdat het twaalf uur was. Ook wat betreft slapen. We hadden streeftijden voor Max om naar bed te gaan, maar als het een keer ietsje later of eerder werd, was dat ook prima. Ik maakte me niet zo druk. Alles liep gewoon lekker. En het was duidelijk dat Max zich ook prima kon vinden in dit leefpatroon: het was een erg tevreden kereltje.

Op 8 december 1997, die datum staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift, had ik afgesproken met een vriendin om een dagje op stap te gaan en spulletjes te kopen voor haar winkeltje. Gerrit had een paar dagen vrij en zou die dag met Max doorbrengen, mannen onder elkaar. Max mocht kiezen wat ze gingen doen. Verrassend, maar niet heus: hij wilde natuurlijk zwemmen met zijn allerbeste vriend, zijn vader. Mobiele telefoons waren toen nog niet zo ingeburgerd als tegenwoordig, maar mijn vriendin had er een. En met een jolig gebaar riep ze nog naar Gerrit: “We zijn bereikbaar hoor! Dus als je ons nodig hebt….”

Eind van de middag, we zaten al in de auto op weg naar huis, ging dat gekke ding inderdaad af. Mijn vriendin nam op, maar de persoon aan de andere kant van de lijn was niet goed te verstaan. Was er iets gebeurd met haar vriend? Of ging het niet goed met mijn moeder, zo vlak na mijn vaders dood? De mobiele telefoon had geen goed bereik in de auto. Snel parkeren dus en vragen of we ergens mochten bellen. Ik liep een apotheek binnen, maar toen rinkelde die mobiel alweer. Het was Gerrit. En Dit keer verstond ik hem maar al te duidelijk. “Max is dood”, riep hij “hij is verdronken!”

Max? Dood? Ik realiseerde me niet zo goed wat dat betekende. In vier maanden tijd was mijn eigen zoon nu de derde die ik verloor aan de dood, na mijn vader en schoonmoeder. Max was er niet meer. Ik zou nooit meer met hem kunnen praten, nooit meer met hem spelen en ik zou niet meemaken hoe hij volwassen zou worden. Vier jaar en vier maanden. Zo ontzettend jong. Dood. Verdronken in het zwembad. Ik weet nog dat ik meteen wat mensen heb gebeld, die sneller in het ziekenhuis konden zijn om Gerrit daar op te vangen. Met zijn zus had hij een sterke band; zij is zo snel als zij kon die kant op gevlogen. Voor mij leek het eindeloos te duren, voordat ook ik in het ziekenhuis aankwam.

Bij de eerste hulp werden we opgevangen door een verpleegkundige en het was of ik haar zag denken: oh jee, dat is de moeder van dat overleden kindje. Angst en medeleven tekenden haar verschrikte gezicht. De verpleegkundige nam ons mee, eerst naar een kantoortje (toen begon het pas tot me door te dringen: in een kantoortje kom je niet voor een levend kind), daarna naar een afdeling boven, naar Max. Pas toen ik dat grote, witte scherm zag staan waarachter mijn mannetje lag, kon ik er echt niet meer omheen: dood, hij was dood. Al mijn hoop in één klap weg. Max voelde ook al koud….

Voor het eerst zag ik nu ook Gerrit. Hij was helemaal stuk. Verscheurd door schuldgevoelens, onmacht en verdriet. Het gekke is dat ik me nauwelijks iets kan herinneren van contact tussen ons. Ik weet wel dat hij me vertelde wat er in het zwembad was gebeurd. Dat wilde ik weten. Verder zie ik hem alleen nog zitten met zijn zus. Gelukkig was zij er voor hem. Ik had mijn vriendin en mijn moeder, die inmiddels allemaal naar het ziekenhuis waren gekomen. Gerrit en ik konden op dat moment moeilijk bij elkaar terecht. Misschien was ons eigen verdriet te groot om er ook nog voor een ander te zijn. We konden het in ieder geval niet met elkaar delen.

Wat er was gebeurd, had elke ouder kunnen overkomen. Gerrit kon er niets aan doen, het is niet zijn schuld en ik heb hem dan ook nooit iets verweten. Hij en Max hadden zich omgekleed en hun kleren in een kluisje gedaan. Gerrit rommelde nog wat aan het slot, bond het sleutelbandje om zijn pols, terwijl Max vast een paar passen vooruit liep. Kort daarvoor nog waren we met zijn drieën op vakantie geweest. Veel gezwommen en daarbij steeds aangedrongen op zwembandjes voor Max. Hij liep geen dag rond zonder die dingen. Hij wist ook goed waaróm hij ze droeg. Dus toen hij zijn vader die 8e december nog bezig zag bij hun kluisje, riep hij zelf al ‘Papa, vergeet je de bandjes niet?’

Een paar seconden later kwam Gerrit achter hem aan. Maar Max leek in het niets te zijn verdwenen. Gerrit riep en zocht, omdat hij dacht dat zijn zoon zich had verstopt. Nergens kon hij hem vinden. En er was ook niemand in het zwembad die iets gezien kon hebben. Even later kwam de badmeester te hulp. Samen hebben ze overal gezocht, terwijl de angst hen bekroop. Waar kon hij zijn? Overal water…. Toen ze hem uiteindelijk in het bubbelbad zagen liggen, was het te laat.

De ambulance kwam, maar reanimeren mocht al niet meer baten. Zo belangrijk kunnen een paar seconden zijn. Voor ieder mens zouden ze te snel voorbijgegaan zijn. Daarom vond ik de woorden van de aalmoezenier in de kapel zo mooi, later, tijdens de afscheidsdienst: ‘Het is geen wonder dat dit jullie is overkomen, het is een wonder dat het niet iedereen overkomt.’

Het was verschrikkelijk moeilijk om iedereen het afschuwelijke nieuws van Max’ dood te vertellen. De vorige dag nog, op zondag 7 december, hadden we bij ons thuis met een grote club mensen Sinterklaas gevierd. Het was zo’n gezellige, onbezorgde middag geweest. Onwerkelijk dan toch, dit nieuws?! Gerrits collega’s in Italië moesten het weten, net als iedereen van Max’ school en familieleden. Gelukkig nam een vriendin de nare taak op zich om vast alle buren in te lichten, voordat Gerrit met Max zou thuiskomen vanuit het ziekenhuis. Ik was vast met haar meegereden.

Je belandt vrijwel direct in een soort roes, omdat je ondanks je verdriet zoveel moet regelen. En ik wilde alles zelf doen. Zelf kaartjes ontwerpen en laten drukken bijvoorbeeld, want ik kende door de dood van mijn vader en schoonmoeder de boeken met standaardkaartjes wel; die wil je niet voor je kind. Ook de boeketten wilde ik graag zelf maken. Ik had ooit eens een workshop bloemschikken gevolgd bij een erg leuke vrouw en nu mocht ik, met wat vriendinnen, ’s avonds na elf uur gebruik maken van haar werkruimte om zelf boeketten te maken voor Max. Wat mooi, hoeveel liefde je toch ontmoet in zo’n moeilijke tijd. Deze mevrouw was mij niets verschuldigd, ze hoefde dit helemaal niet te doen en toch deed ze het. Zo bijzonder.

Ik ben die eerste dagen na Max’ dood een beetje gevlucht in bezigheden buitenshuis. Samen met Gerrit een begraafplaatsje zoeken, maar ook naar de kapper en kleren en schoenen kopen voor de afscheidsdienst, mooie kaarsen halen voor op zijn kamertje en broodjes en beleg kopen voor bij de koffietafel. Het was die dagen heel druk in huis. Ik wilde namelijk dat iedereen die Max korter of langer had gekend, ook de kans kreeg om afscheid van hem te nemen. Iedereen was welkom. Na de eerste nacht – ik vond het verschrikkelijk om Max ook maar een minuut alleen in zijn kamer te laten met die nare koelmotoren – werd er door familie en vrienden een schema gemaakt, zodat Gerrit en ik af en toe konden slapen en er toch altijd iemand bij Max zou zijn. Dag en nacht. We hadden zulke lieve mensen om ons heen. Zo heeft een bevriende bakker de nacht voor de begrafenis nog cakejesvoor mij staan maken. Ik had het zo graag zelf gedaan, maar het ging niet meer. Met mijn recept en ingrediënten onder de arm ben ik naar hem toegegaan en hij heeft de cakejes precies gemaakt, zoals ik het zelf gedaan zou hebben.

De dag zelf liep zoals ik me had voorgesteld. Gerrit en ik mochten Max zelf vanuit zijn slaapkamertje naar beneden dragen en in zijn kistje in de auto leggen. Geen begrafenisauto, maar onze eigen stationwagen. Dat wilden we niet, ons kind in een rouwauto…. De begraafplaats die we hadden uitgezocht, was vredig en mooi, gelegen in een prachtig bos. We wilden graag een natuurlijke plek voor Max die we 24 uur per dag konden bezoeken. Met zwerfkeien en veel groen. Wat waren we verrast door het aantal mensen dat voor ons naar de kapel was gekomen. Ongelooflijk, wat gaf dat een warm gevoel. Er werden door diverse vrienden en familieleden ook mooie woorden gesproken; Gerrit en ik konden dat die dag niet opbrengen.

En dan is de begrafenis geweest en moet je verder met je leven. Heel dubbel is dat, want voor je gevoel houdt alles op. En trouwens, niet alleen voor je gevoel. Het is gewoon een feit dat je niet meer naar de kleuterschool hoeft om je zoon te halen en brengen. Je hoort geen kindergeluidjes meer in huis, je hoeft geen speciale Max-yoghertjes en –snoepjes meer te kopen. En steeds denk je: hij komt wel weer terug. Maar het gebeurt alleen nooit. Zijn kamertje hebben we gelaten zoals hij was, zonder er een spookkamer van te maken. Ik vond het dus niet erg als spullen werden opgepakt of verschoven, als ze maar in die kamer bleven. Beneden zette ik een vitrinekast neer, waarin ik al Max’ schoentjes en knuffeltjes bewaarde, en ook zijn tandenborstel, vitaminepilletjes (hij vond pillen slikken geweldig), zijn Mcdonalds Happy meal poppetjes en allerlei tekeningen en knutsels. En gelukkig had ik een paar heel mooie foto’s van hem, die nog altijd een plekje in de woonkamer hebben.

Tussen Gerrit en mij ging het niet goed. We verwerkten ons verdriet ieder op ons eigen manier. Ik ben een flapuit en deel mijn gevoelens graag met anderen. Gerrit is meer een binnenvetter. Daardoor groeiden we uit elkaar. Ik denk dat een relatie heel sterk moet zijn vóórdat zoiets verschrikkelijks gebeurt, want anders overleef je het niet samen. Dat hebben wij aan den lijve ondervonden; we zijn inmiddels gescheiden. Wel hebben we nog twee kinderen gekregen. Eerst Sam (4) en tweeënhalf later Saar (2). Praten over het verlies van Max lukt ons niet, maar wat betreft de opvoeding van Sam en Saar kunnen we het gelukkig wel goed vinden. Ik denk dat ik het zelfde type moeder ben gebleven als voor Max’ dood: makkelijk, niet overbezorgd. Maar mijn onbevangenheid is weg. Ik zal niet meer alleen met twee kinderen naar een speeltuin gaan bijvoorbeeld. Sam en Saar weten van Max. Voor hen is hij toch een oudere broer, al kennen ze hem alleen van foto’s en verhalen en groeien ze hem voorbij. Ik ben ook niet meer zo voorzichtig met Max’ speeltjes en kleding. Vroeger was ik bang dat alles stuk zou gaan en ik niets over zou overhouden dat aan hem herinnert. Nu vind ik het leuk om zijn broertje en zusje ermee te zien. Sam slaapt zelfs in zijn kamertje en in zijn bed, en Saar zie ja altijd en overal rondlopen met zijn knuffelkonijnen. Op die manier is Max er steeds een beetje bij.

Ondanks de moeilijke momenten, kan ik gelukkig ook zien dat er positieve dingen zijn voortgekomen uit Max’ dood. Ik weet nu bijvoorbeeld dat ik veel sterker ben dan ik altijd dacht, waardoor ik niet meer zo onzeker en afwachtend in het leven sta. Ik ben me er ook erg van bewust geworden dat ik enorm lieve mensen om me heen heb, bij wie ik nog altijd terecht kan met verdriet en verhalen over Max. Dat is zo belangrijk. Dit verdriet zal namelijk de rest van mijn leven bij mij horen.”